26-06-2005

Datum:
26/06/2005
Predikant:
ds. J. Lohuis
Thema:
Het pascha
Tekst:
Leviticus 23 : 5

In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha.

Punten:

1. De voorbereiding op het pascha
2. Het eten van het pascha
3. Ons pascha is gelacht

Zingen:

Psalm 118:10 en 11
Psalm 124:1, 2 en 4
Psalm 116:10 en 11
Psalm 121:1

Schriftlezing:

Exodus 12:1-14
1 De HEERE nu had tot Mozes en tot Aaron in Egypteland gesproken, zeggende:
2 Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn: zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn.
3 Spreekt tot de ganse vergadering van Israel, zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis.
4 Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan: gij zult rekening maken naar het lam.
5 Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar oud: van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen.
6 En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand: en de ganse gemeente der vergadering van Israel zal het slachten tussen twee avonden.
7 En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen.
8 En zij zullen het vlees eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden: zij zullen het met bittere saus eten.
9 Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins in water gezoden: maar aan het vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met zijn ingewand.
10 Gij zult daarvan ook niet laten overblijven tot den morgen: maar hetgeen daarvan overblijft tot den morgen, zult gij met vuur verbranden.
11 Aldus nu zult gij het eten: uw lenden zullen opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten, en uw staf in uw hand: en gij zult het met haast eten: het is des HEEREN pascha.
12 Want Ik zal in dezen nacht door Egypteland gaan, en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe: en Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren, Ik, de HEERE!
13 En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt: wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan: en er zal geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal.
14 En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, en gij zult hem den HEERE tot een feest vieren: gij zult hem vieren onder uw geslachten tot een eeuwige inzetting.
Exodus 12:21-30
21 Mozes dan riep al de oudsten van Israel, en zeide tot hen: Leest uit, en neemt u lammeren voor uw huisgezinnen, en slacht het pascha.
22 Neemt dan een bundelken hysop, en doopt het in het bloed, dat in een bekken zal wezen: en strijkt aan den bovendorpel, en aan de beide zijposten van dat bloed, hetwelk in het bekken zijn zal: doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis, tot aan den morgen.
23 Want de HEERE zal doorgaan, om de Egyptenaren te slaan: doch wanneer Hij het bloed zien zal aan den bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal de HEERE de deur voorbijgaan, en den verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan.
24 Onderhoudt dan deze zaak, tot een inzetting voor u en voor uw kinderen, tot in eeuwigheid.
25 En het zal geschieden, als gij in dat land komt, dat u de HEERE geven zal, gelijk Hij gesproken heeft, zo zult gij dezen dienst onderhouden.
26 En het zal geschieden, wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst?
27 Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer, Die voor de huizen der kinderen Israels voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog zich het volk en neigde zich.
28 En de kinderen Israels gingen en deden het, gelijk als de HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden zij.
29 En het geschiedde ter middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle eerstgeborenen der beesten.
30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars: en er was een groot geschrei in Egypte: want er was geen huis, waarin niet een dode was.

Naar overzicht