03-09-2000

Datum:
03/09/2000
Predikant:
ds. J. Lohuis
Thema:
De Naam des Heeren
Tekst:
HC Zondag 36

Vr. 99: Wat wil het derde gebod?Antw: Dat wij niet alleen met vloeken of met valsen eed, maar ook met onnodig zweren, den naam Gods niet lasteren noch misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke verschrikkelijke zonden deelachtig maken: en in het kort, dat wij den heiligen naam Gods anders niet dan met vrees en eerbied gebruiken, opdat Hij van ons recht beleden, aangeroepen, en in al onze woorden en werken geprezen worde.Vr. 100: Is het dan zo grote zonde, Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over diegenen vertoornt, die, zoveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweren niet helpen weren en verbieden?Antw: Ja gewisselijk: want er is geen groter zonde, noch die God meer vertoornt, dan de lastering zijn naams: waarom Hij die ook met den dood te straffen bevolen heeft.

Punten:

1. De openbaring
2. Het misbruik
3. De pleitgrond

Zingen:

Psalm 96:5 en 6
Psalm 135:1, 3 en 8
Psalm 86:8
Psalm 72:11

Schriftlezing:

Exodus 34:5-9
5 De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem: en Hij riep uit den Naam des HEEREN.
6 Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.
7 Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft: Die denschuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.
8 Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich.
9 En hij zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk: doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel!
Leviticus 24:10-16
10 En er ging de zoon ener Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israels, de zoon van een Egyptische man was: en de zoon van deze Israelietische en een Israelietisch man twistten in het leger.
11 Toen lasterde de zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte: daarom brachten zij hem tot Mozes: de naam nu zijner moeder was Selom
12 En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou.
13 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen: daarna zal hem de gehele vergadering stenigen.
15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Een ieder, als hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen.
16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden: de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen: alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.

Naar overzicht