04-03-2001
Vr. 120: Waarom heeft ons Christus geboden, God alzo aan te spreken: Onze Vader?Antw: Opdat Hij van stonde aan, in het begin onzes gebeds, in ons de kinderlijke vrees en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond onzes gebeds zijn, namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal hetgeen dat wij Hem met een recht geloof bidden, dan onze vaders ons aardse dingen ontzeggen.Vr. 121: Waarom wordt hier bijgevoegd: Die in de hemelen zijt?Antw: Opdat wij van de hemelse majesteit Gods niet aardselijk denken, en van zijn almachtigheid alle nooddruft des lichaams en der ziel verwachten.
1. Het verwekken van het vertrouwen
2. Het beoefenen van het vertrouwen
Psalm 89:4 en 12
Psalm 27:5 en 6
Psalm 103:7
Psalm 25:3
Lukas 11:11-13
11 En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven?
12 Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven?
13 Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?
Romeinen 8:14-23
14 Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
15 Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze: maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!
16 Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.
17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus: zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
18 Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft:
21 Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.
22 Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe.
23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.