15-10-2000

Datum:
15/10/2000
Predikant:
ds. J. Lohuis
Thema:
Het zesde gebod
Tekst:
HC Zondag 40

Vr. 105: Wat eist God in het zesde gebod?Antw: Dat ik mijn naaste noch met gedachten, noch met woorden of enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelf of door anderen ontere, hate, kwetse of dode: maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge: ook mijzelf niet kwetse of moedwilliglijk in enig gevaar begeve: waarom ook de Overheid het zwaard draagt om den doodslag te weren.Vr. 106:Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?Antw: God, verbiedende den doodslag, leert ons, dat Hij den wortel des doodslags, als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt.Vr. 107: Maar is het genoeg, dat wij onzen naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?Antw: Neen: want God, verbiedende den nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onzen naaste liefhebben als onszelf, en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen, zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren, en ook onzen vijanden goed doen.

Punten:

1. Het verbod
2. Het gebod
3. De vervulling

Zingen:

Psalm 22:7
Psalm 119:74 (na de wet)
Psalm 83:2, 3 en 10
Psalm 71:18
Psalm 94:10

Schriftlezing:

33 En toen zij kwamen op de plaats, genaamd Hoofdschedelplaats, kruisigden zij Hem aldaar, en de kwaaddoeners, den een ter rechter en den ander ter linkerzijde.
34 En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun: want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot.
35 En het volk stond en zag het aan. En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggende: Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelven verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene Gods.
36 En ook de krijgsknechten, tot Hem komende, bespotten Hem, en brachten Hem edik:
37 En zeiden: Indien gij de Koning der Joden zijt, zo verlos Uzelven.
38 En er was ook een opschrift boven Hem geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE IS DE KONING DER JODEN.
39 En een der kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons.
40 Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt?
41 En wij toch rechtvaardiglijk: want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben: maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.
42 En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.
43 En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn.
44 En het was omtrent de zesde ure, en er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.
45 En de zon werd verduisterd, en het voorhangsel des tempels scheurde middendoor.
46 En Jezus, roepende met grote stemme, zeide: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest.
47 Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig.
48 En al de scharen, die samengekomen waren om dit te aanschouwen, ziende de dingen, die geschied waren, keerden wederom, slaande op hun borsten.

Naar overzicht