28-05-2000

Datum:
28/05/2000
Predikant:
ds. J. Lohuis
Thema:
De noodzaak van de goede werken
Tekst:
HC Zondag 32

Vr. 86: Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?Antw: Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door zijn Heiligen Geest tot zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen Godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.Vr. 87: Kunnen dan die niet zalig worden, die, in hun goddeloos ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeren?Antw: In generlei wijze: want de Schrift zegt, dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, dief, geldgierige, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het rijk Gods beerven zal.

Punten:

1. Tussen twee klippen door
2. Dankbaarheid door het bloed van Christus
3. Op een nadat volgt een daarna

Zingen:

Psalm 116:1 en 2
Psalm 116:3, 5, 7 en 8
Psalm 116:10
Psalm 116:11

Schriftlezing:

1 Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen:
2 Want Hij neigt Zijn oor tot mij: dies zal ik Hem in mijn dagen aanroepen.
3 De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen: ik vond benauwdheid en droefenis.
4 Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, zeggende: Och HEERE! bevrijd mijn ziel.
5 De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende.
6 De HEERE bewaart de eenvoudigen: ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost.
7 Mijn ziel! keer weder tot uw rust, want de HEERE heeft aan u welgedaan.
8 Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.
9 Ik zal wandelen voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden.
10 Ik heb geloofd, daarom sprak ik: ik ben zeer bedrukt geweest.
11 Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars.
12 Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden, aan mij bewezen?
13 Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen.
14 Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
15 Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten.
16 Och, HEERE! zekerlijk ik ben Uw knecht, ik ben Uw knecht, een zoon Uwer dienstmaagd: Gij hebt mijn banden losgemaakt.
17 Ik zal U offeren, offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen.
18 Ik zal mijn geloften den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.
19 In de voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem! Hallelujah!

Naar overzicht