06-02-2000
Vr. 69: Hoe wordt gij in den Heiligen Doop vermaand en verzekerd, dat de enige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt?Antw: Alzo, dat Christus dit uitwendige waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zo zekerlijk met zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is, van al mijn zonden, gewassen ben, al ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen, gewassen ben.Vr. 70: Wat is dat,met het bloed en den Geest van Christus gewassen te zijn?Antw: Het is vergeving der zonden van God uit genade te hebben om des bloeds van Christus’ wil, hetwelk Hij in zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft: daarna ook, door den Heiligen Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven, en in een Godzalig, onstraffelijk leven wandelen.Vr. 71: Waar heeft ons Christus toegezegd, dat Hij ons zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest wassen wil,als wij met het Doopwater gewassen worden?Antw: In de inzetting des Doops, welke a:zo luidt: Gaat dan henen, onderwijst al de volken, hen dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes: Matth.28:19. En: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden: maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden: Mark.16:16. Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift den Doop het bad der wedergeboorte en de afwassing der zonden noemt: Titus.3:5, Hand.22:16.
1. De noodzaak van die verzekering (v/a 69)
2. De inhoud van die verzekering (v/a 69 en 70)
3. De grond van die verzekering (v/a 71)
Psalm 89:3 en 7
Psalm 51:2 en 5
Psalm 111:5
Psalm 79:7
1 Vermaan hen, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn:
2 Dat zij niemand lasteren, geen vechters zijn, maar bescheiden zijn, alle zachtmoedigheid bewijzende jegens alle mensen.
3 Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.
4 Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is,
5 Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes:
6 Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker:
7 Opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens.
8 Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt, opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken voor te staan: deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den mensen.
9 Maar wedersta de dwaze vragen en geslachtsrekeningen, en twistingen, en strijdingen over de wet: want zij zijn onnut en ijdel.
10 Verwerp een kettersen mens na de eerste en tweede vermaning:
11 Wetende, dat de zodanige verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zichzelven veroordeeld.