29-04-1999

Datum:
29/04/1999
Predikant:
ds. J. Lohuis
Bijzonderheden:
Bijbellezing
Tekst:
Hosea 6

Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen: Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen levend maken: op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven. Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen: Zijn uitgang is bereid als de dageraad: en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands. Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat. Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten: Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds: en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht. Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer: en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen. Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam: daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld. Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid: zij is betreden van bloed. Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren: zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden. Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels: aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd. Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.

Zingen:

Psalm 109:4 en 8
Psalm 51:3 en 9
Psalm 107:9
Psalm 75:1

Schriftlezing:

1 Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen: Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.
2 Hij zal ons na twee dagen levend maken: op den derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.
3 Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen: Zijn uitgang is bereid als de dageraad: en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands.
4 Wat zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.
5 Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten: Ik heb ze gedood door de redenen Mijns monds: en uw oordelen zullen voortkomen aan het licht.
6 Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer: en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.
7 Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam: daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.
8 Gilead is een stad van werkers der ongerechtigheid: zij is betreden van bloed.
9 Gelijk de benden der straatschenders op iemand wachten, alzo is het gezelschap der priesteren: zij moorden op den weg naar Sichem, waarlijk, zij doen schandelijke daden.
10 Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels: aldaar is Efraims hoererij, Israel is verontreinigd.
11 Ook heeft hij u, o Juda! een oogst gezet, als Ik de gevangenen Mijns volks wederbracht.

Naar overzicht