11-10-1998

Datum:
11/10/1998
Predikant:
ds. J. Lohuis
Tekst:
HC Zondag 1

Vr. 1: Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?Antw: Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven niet mijn maar mijns getrouwen Zaligmakers JEZUS CHRISTUS eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.Vr. 2: Hoe veel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zaliglijk leven en sterven moogt?Antw: Drie stukken. Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere: hoe ik van al mijn zonden verlost worde. En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.

Zingen:

Psalm 146:2 en 3
Psalm 33:10 en 11
Psalm 85:3

Schriftlezing:

1 Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid najaagt, gij, die den HEERE zoekt! aanschouwt den rotssteen, waaruit gijlieden gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs, waaruit gij gegraven zijt.
2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, die ulieden gebaard heeft: want Ik riep hem, toen hij nog alleen was, en Ik zegende hem, en Ik vermenigvuldigde hem.
3 Want de HEERE zal Sion troosten, Hij zal troosten al haar woeste plaatsen, en Hij zal haar woestijn maken als Eden, en haar wildernis als den hof des HEEREN: vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden, dankzegging en een stem des gezangs.
4 Luistert naar Mij, Mijn volk! en Mijn lieden, neigt naar Mij het oor! want een wet zal van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn recht doen rusten tot een licht der volken.
5 Mijn gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten: op Mij zullen de eilanden wachten, en op Mijn arm zullen zij hopen.
6 Heft ulieder ogen op naar den hemel, en aanschouwt de aarde beneden: want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen van gelijken sterven: maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden.
7 Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet.
8 Want de mot zal ze opeten als een kleed, en het schietwormpje zal ze opeten als wol: maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid zijn, en Mijn heil van geslacht tot geslachten.
9 Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, Gij arm des HEEREN! ontwaak als in de verledene dagen, als in de geslachten van ouds: zijt Gij het niet, Die Rahab uitgehouwen hebt, Die den zeedraak verwond hebt?
10 Zijt Gij het niet, Die de zee, de wateren des groten afgronds, droog gemaakt hebt? Die de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daardoor gingen?
11 Alzo zullen de vrijgekochten des HEEREN wederkeren, en met gejuich tot Sion komen: en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen: vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvlieden.
12 Ik, Ik ben het, Die u troost: wie zijt gij, dat gij vreest voor den mens, die sterven zal? en voor eens mensen kind, dat hooi worden zal?

Naar overzicht