12-01-2003

Datum:
12/01/2003
Predikant:
ds. J. Lohuis
Tekst:
HC Zondag 30 (c) vr 81 en 82

Vr. 81: Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld?Antw: Voor degenen, die zichzelf vanwege hun zonden mishagen, en nochtans vertrouwen, dat deze hun om Christus’ wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid met zijn lijden en sterven bedekt is: die ook begeren, hoe langer hoe meer hun geloof te sterken en hun leven te beteren. Maar de hypocrieten en die zich niet met waren harte tot God bekeren, die eten en drinken zichzelf een oordeel.Vr. 82: Zal men ook diegenen tot dit Avondmaal laten komen, die zich met hun belijdenis en hun leven als ongelovige en goddeloze mensen aanstellen?Antw: Neen: want alzo wordt het verbond Gods ontheiligd, en zijn toorn over de ganse gemeente verwekt. Daarom is de Christelijke Kerk schuldig, naar de ordening van Christus en van zijn Apostelen, zulken, totdat zij betering huns levens bewijzen, door de Sleutelen des hemelrijks uit te sluiten.

Punten:

1. De hypocriet
2. De ingezonken gelovige
3. De openbare goddeloze
4. De christelijke kerk

Zingen:

Psalm 15:1 en 2
Tien Geboden :5 (na de wet)
Psalm 107:20 en 21
Psalm 106:4
Psalm 32:5

Schriftlezing:

14 Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.
15 Als tot verstandigen spreek ik: oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
16 De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
17 Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
18 Ziet Israel, dat naar het vlees is: hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode: en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.
21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen: gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren, en aan de tafel der duivelen.
22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
23 Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar: alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.
24 Niemand zoeke dat zijns zelfs is: maar een iegelijk zoeke dat des anderen is.

Naar overzicht