03-03-2024

Datum:
03/03/2024
Predikant:
ds. J. Lohuis
Bijzonderheden:
Voorbereiding Heilig Avondmaal
Tekst:
Johannes 18:4

Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij?

Punten:

1. Jezus gaat het huis van de sterke in (vs 1-3)
2. Jezus bindt de sterke (vs 4-6)
3. Jezus ontrooft zijn vaten (vs 7-9)

Zingen:

Psalm 32:2 en3
Psalm 6:2 (na de wet)
Psalm 45:2 en 3
Psalm 116:2 en 3
Avondzang : 5

Schriftlezing:

Johannes 18:1-12
1 Jezus, dit gezegd hebbende, ging uit met Zijn discipelen over de beek Kedron, waar een hof was, in welken Hij ging, en Zijn discipelen.
2 En Judas, die Hem verried, wist ook die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest met Zijn discipelen.
3 Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en Farizeën, kwam aldaar met lantaarnen, en fakkelen, en wapenen.
4 Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij?
5 Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazaréner. Jezus zeide tot hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen.
6 Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het; gingen zij achterwaarts, en vielen ter aarde.
7 Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazaréner.
8 Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan.
9 Opdat het woord vervuld zou worden, dat Hij gezegd had: Uit degenen, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren.
10 Simon Petrus dan, hebbende een zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des hogepriesters dienstknecht, en hieuw zijn rechteroor af. En de naam van den dienstknecht was Malchus.
11 Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken?
12 De bende dan, en de overste over duizend, en de dienaars der Joden namen Jezus gezamenlijk, en bonden Hem;

Matthéüs12:22-29
22 Toen werd tot Hem gebracht een van den duivel bezeten, die blind en stom was; en Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme beide sprak en zag.
23 En al de scharen ontzetten zich, en zeiden: Is niet Deze de Zoon van David?
24 Maar de Farizeën, dit gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beëlzebul, den overste der duivelen.
25 Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan.
26 En indien de satan den satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan?
27 En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze dan uw zonen uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.
28 Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen.
29 Of hoe kan iemand in het huis eens sterken inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven.

Naar overzicht