09-02-2003
Vr. 88: In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekering des mensen?Antw: In twee stukken: in de afsterving des ouden, en in de opstanding des nieuwen mensen.Vr. 89: Wat is de afsterving des ouden mensen?Antw: Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en die hoe langer hoe meer haten en vlieden.Vr. 90: Wat is de opstanding des nieuwen mensen?Antw: Het is een hartelijke vreugde in God door Christus, en lust en liefde om naar den wil Gods in alle goede werken te leven.Vr. 91: Maar wat zijn goede werken?Antw: Alleen die uit waar geloof, naar de wet Gods, alleen Hem ter ere geschieden, en niet die op ons goeddunken of op mensen-inzettingen gegrond zijn.
1. De omschrijving van die bekering
2. De inhoud van die bekering
3. De vrucht van die bekering
Psalm 42:1 en 7
Tien Geboden :9 (na de wet)
Psalm 138:1 en 4
Psalm 116:8
Psalm 145:4
1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde?
2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?
3 Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?
4 Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.
5 Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding:
6 Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.
7 Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.
8 Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven:
9 Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft: de dood heerst niet meer over Hem.
10 Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven: en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.
11 Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.
12 Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams.
13 En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid: maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
14 Want de zonde zal over u niet heersen: want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.