26-09-2021
Vr. 69: Hoe wordt gij in den Heiligen Doop vermaand en verzekerd, dat de enige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt?
Antw: Alzo, dat Christus dit uitwendige waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zo zekerlijk met zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is, van al mijn zonden, gewassen ben, al ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen, gewassen ben.
Vr. 70: Wat is dat,met het bloed en den Geest van Christus gewassen te zijn?
Antw: Het is vergeving der zonden van God uit genade te hebben om des bloeds van Christus’ wil, hetwelk Hij in zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft; daarna ook, door den Heiligen Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven, en in een Godzalig, onstraffelijk leven wandelen.
1. Niet de doop maar het kruis
2. Je moet gewassen worden
3. Wat betekent dat wassen?
Psalm 65:2 en 3
Psalm 136:1 en 26 (na de geloofsbelijdenis)
Gebed des Heeren : 6, 7 en 8
Psalm 51:4
Psalm 138:3
1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde?
2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?
3 Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?
4 Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.
5 Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding;
6 Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.
7 Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.
8 Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven;
9 Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.
10 Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.
11 Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.
12 Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams.
13 En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid.
14 Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.