03-01-2021
En Hij klom op den berg, en riep tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem. En Hij stelde er twaalf, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden om te prediken; En om macht te hebben, de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen.
1. Wanneer?
2. Wie?
3. Waartoe?
Psalm 134:1, 2 en 3
Psalm 108:1 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 25:6 en 7
Psalm 89:8
Psalm 99:5
Psalm 75:2
13 En Hij klom op den berg, en riep tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem.
14 En Hij stelde er twaalf, opdat zij met Hem zouden zijn, en opdat Hij dezelve zou uitzenden om te prediken;
15 En om macht te hebben, de ziekten te genezen, en de duivelen uit te werpen.
16 En Simon gaf Hij den toenaam Petrus;
17 En Jakobus, den zoon van Zebedéüs, en Johannes, den broeder van Jakobus; en gaf hun toenamen, Boanérges, hetwelk is, zonen des donders;
18 En Andréas, en Filippus, en Bartholoméüs, en Matthéüs, en Thomas, en Jakobus, den zoon van Alféüs, en Thaddéüs, en Simon Kananites,
19 En Judas Iskáriot, die Hem ook verraden heeft.