16-09-2020
Juda nu en Israël waren velen, als zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en drinkende, en blijde zijnde.
1. Orde in het rijk (vs 1-6)
2. Voordeel in het rijk (vs 7-19)
3. Eenheid in het rijk (vs 20)
Psalm 145:5 en 7
Psalm 75:1 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 72:1 en 2
Psalm 43:4
Psalm 34:5
1 Alzo was de koning Sálomo koning over gans Israël.
2 En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman.
3 Elihóref, en Ahía, de zoon van Sisa, waren schrijvers; Jósafat, de zoon van Ahílud, was kanselier.
4 En Benája, de zoon van Jójada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters.
5 En Azaria, de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, was overambtman, des konings vriend.
6 En Ahisar was hofmeester; en Adoníram, de zoon van Abda, was over de schatting.
7 En Sálomo had twaalf bestelmeesters over gans Israël, die den koning en zijn huis verzorgden; voor elk was een maand in het jaar om te verzorgen.
8 En dit zijn hun namen: de zoon van Hur was in het gebergte van Efraïm.
9 De zoon van Deker in Makaz, en in Saälbim, en Beth sémes, en Elon beth hanan.
10 De zoon van Hésed in Arubbôth; hij had daartoe Socho en het ganse land Hefer.
11 De zoon van Abínádab had de ganse landstreek van Dôr; deze had Tafath, de dochter van Sálomo, tot een vrouw.
12 Báäna, de zoon van Ahílud, had Taänach, en Megiddo, en het ganse Beth sean, hetwelk is bij Zartána, beneden van Jizreël, van Beth sean aan tot Abel mehóla, tot op gene zijde van Jokmeam.
13 De zoon van Geber was te Ramoth in Gilead; hij had de dorpen van Jaïr, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook had hij de streek van Argob, welke is in Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen.
14 Abinádab, de zoon van Iddo, was te Mahanáïm.
15 Ahimáäz was in Nafthali; deze nam ook Sálomo’s dochter, Basmath, ter vrouwe.
16 Báäna, de zoon van Husai, was in Aser en in Aloth.
17 Jósafath, de zoon van Parúah, in Issaschar.
18 Simeï, de zoon van Ela, in Benjamin.
19 Geber, de zoon van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan, en hij was de enige bestelmeester, die in dat land was.
20 Juda nu en Israël waren velen, als zand, dat aan de zee is in menigte, etende, en drinkende, en blijde zijnde.