02-08-2020

Datum:
02/08/2020
Predikant:
ds. J. Lohuis
Thema:
De Heere is de God
Tekst:
1 Koningen 18:39

Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!

Punten:

1. Hij is de God van de spot
2. Hij is de God van het vuur
3. Hij is de God van het gericht

Zingen:

Psalm 97:2 en 3
Psalm 25:6 (na de wet)
Psalm 2:1 en 2
Psalm 35:4
Psalm 97:4

Schriftlezing:

25 En Elía zeide tot de profeten van Baäl: Kiest gijlieden voor u den enen var, en bereidt gij hem eerst, want gij zijt velen; en roept den naam uws gods aan, en legt geen vuur daaraan.
26 En zij namen den var, dien hij hun gegeven had, en bereidden hem, en riepen den naam van Baäl aan, van den morgen tot op den middag, zeggende: O Baäl, antwoord ons! Maar er was geen stem en geen antwoorder. En zij sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had.
27 En het geschiedde op den middag, dat Elía met hen spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een reize heeft; misschien slaapt hij en zal wakker worden.
28 En zij riepen met luider stem, en zij sneden zichzelven met messen en met priemen, naar hun wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten.
29 Het geschiedde nu, als de middag voorbij was, dat zij profeteerden totdat men het spijsoffer zou offeren; maar er was geen stem, en geen antwoorder, en geen opmerking.
30 Toen zeide Elía tot het ganse volk: Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was.
31 En Elía nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende: Israël zal uw naam zijn.
32 En hij bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads.
33 En hij schikte het hout, en deelde den var in stukken, en legde hem op het hout.
34 En hij zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het brandoffer en op het hout. En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male;
35 Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water.
36 Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elía naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izak en Israël, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israël zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb.
37 Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt.
38 Toen viel het vuur des HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in de groeve was.
39 Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!
40 En Elía zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baäl, dat niemand van hen ontkome. En zij grepen ze; en Elía voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte hen aldaar.

Naar overzicht