22-09-2019

Datum:
22/09/2019
Predikant:
ds. J. Lohuis
Bijzonderheden:
Nabetrachting Heilig Avondmaal
Tekst:
Jeremia 51:59-64

Het woord, dat de profeet Jeremía beval aan Serája, den zoon van Nerija, den zoon van Machséja, als hij van Zedekía, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Serája was een vreemdzaam vorst. Jeremía nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, te weten al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn. En Jeremía zeide tot Serája: Als gij te Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden; En gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot eeuwige woestheden. En het zal geschieden, als gij geëindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult gij een steen daaraan binden, en werpen het in het midden van den Frath; En zult zeggen: Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, en zij zullen mat worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremía.

Punten:

1. Zien en lezen (vs 60-61)
2. Verborgen omgang (vs 62)
3. Geloof beoefend en gevraagd (vs 63-64)

Zingen:

Psalm 102:7 en 11
Psalm 25:7 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 56:2 en 5
Psalm 138:4
Psalm 43:5

Schriftlezing:

53 Al klom Babel ten hemel op, en al maakte zij vast de hoogte harer sterkte, zo zullen haar toch verstoorders van Mij overkomen, spreekt de HEERE.
54 Er is een stem des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit het land der Chaldeën.
55 Want de HEERE verstoort Babel, en zal de grootse stem uit haar doen vergaan; want hunlieder golven zullen bruisen als grote wateren; het geruis van hunlieder geluid zal zich verheffen.
56 Want de verstoorder komt over haar, over Babel, en haar helden zullen gevangen worden; hunlieder bogen zijn verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, zal hun zekerlijk betalen.
57 En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden, en haar overheden, en haar helden dronken maken; en zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen.
58 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen met vuur aangestoken worden; zodat de volken tevergeefs, en de natiën ten vure zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden.
59 Het woord, dat de profeet Jeremía beval aan Serája, den zoon van Nerija, den zoon van Machséja, als hij van Zedekía, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Serája was een vreemdzaam vorst.
60 Jeremía nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, te weten al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn.
61 En Jeremía zeide tot Serája: Als gij te Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden;
62 En gij zult zeggen: O HEERE, Gij hebt over deze plaats gesproken, dat Gij ze zult uitroeien, zodat er geen inwoner in zij, van den mens tot op het beest, maar dat zij worden zal tot eeuwige woestheden.
63 En het zal geschieden, als gij geëindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult gij een steen daaraan binden, en werpen het in het midden van den Frath;
64 En zult zeggen: Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, en zij zullen mat worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremía.

Naar overzicht