25-08-2019
Christus is onze Verlossing
Zo heeft nu God, om ons daaruit te verlossen, Zijn allerliefste Pand gegeven, namelijk Zijn enigen geliefden Zoon, in Wien de Vader een welbehagen heeft, en gebiedt Hem te horen; Dien Hij tot een Verzoening en Rantsoen gegeven heeft. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Insgelijks: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen (zegt Christus), den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.
1. Wat God deed
2. Wat God voorstelde
3. Opdat wij zouden geloven
Psalm 40:3 en 4
Psalm 118:2 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 116:2, 3, 4 en 5
Psalm 68:10
Psalm 48:6
20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde.
21 Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten:
22 Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
23 Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods;
24 En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is;
25 Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods;
26 Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.
27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.
28 Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.
29 Is God een God der Joden alleen? En is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen;
30 Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof.
31 Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.