23-06-2019
Van den val en de ellendigheid des mensen
Dewijl wij nu, volgens de Heilige Schrift, allen sterven moeten, wie zou niet hartelijk naar den dood verlangen, als wij zien in wat staat en verderf wij door Adam gekomen zijn, te weten, in alle ongerechtigheid, tegenspoed en lijden; zodat wij boos zijn, en tot boosheid geneigd, van der jeugd en jonkheid af. Want, gelijk Paulus zegt, wij zijn van nature kinderen des toorns, en onbekwaam tot enig goed, en van onszelven niets hebbende dan zonde. Gelijk ook David zegt: Er is niemand die goed doet; allen zijn zij afgeweken; tezamen zijn zij onnut geworden. Want het goede, dat wij willen, doen wij niet; en dat om de zonde, die in ons woont. Van deze inwonende zonde getuigt David, dat wij in ongerechtigheid geboren en in zonde ontvangen zijn, en daarin voortgaan. Want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan.
1. Verlangen naar de dood
2. Geen zelfbeschikking
3. Sterven moet geleerd worden
Psalm 51:3 en 4
Psalm 42:1 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 31:4, 12 en 19
Lofzang van Simeon : 1
Psalm 121:4
1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
2 Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden.
3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.
4 Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde.
5 Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft.
6 Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere;
7 (Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.)
8 Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen.
9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn.
10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.