04-06-2017

Datum:
04/06/2017
Predikant:
ds. J. Lohuis
Bijzonderheden:
Eerste Pinksterdag
Tekst:
Handelingen 2:4a

En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest

Punten:

1. De kerk van het Oude Testament was onmondig
2. De pinksterkerk is mondig
3. De vrijmoedigheid van het geloof
4. Waar staan wij?

Zingen:

Gebed des Heeren : 1 en 10
Psalm 96:6 (na de wet)
Psalm 84:2 en 6
Psalm 51:6
Psalm 103:7

Schriftlezing:

Handelingen 2:1-13
1 En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen.
2 En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten.
3 En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.
4 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.
5 En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke dergenen, die onder den hemel zijn.
6 En als deze stem geschied was, kwam de menigte samen, en werd beroerd, want een iegelijk hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
7 En zij ontzetten zich allen, en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Ziet, zijn niet alle dezen, die daar spreken, Galiléërs?
8 En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?
9 Parthers, en Méders, en Elamieten, en de inwoners zijn van Mesopotamië, en Judéa, en Cappadócië, Pontus en Azië.
10 En Frygië, en Pamfylië, Egypte, en de delen van Libyë, hetwelk bij Cyréne ligt, en uitlandse Romeinen, beiden Joden en Jodengenoten;
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.
12 En zij ontzetten zich allen, en werden twijfelmoedig, zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?
13 En anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijns.

Galaten 4:1-7
1. Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;
2 Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld.
3 Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
4 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet;
5 Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.
6 En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
7 Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon: en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam Gods door Christus.

Naar overzicht