30-04-2017
Vr. 75: Hoe wordt gij in het Heilig Avondmaal vermaand en verzekerd, dat gij aan de enige offerande van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al zijn goed gemeenschap hebt?
Antw: Alzo, dat Christus mij en allen gelovigen tot zijn gedachtenis van dit gebroken brood te eten en van dezen drinkbeker te drinken bevolen heeft, en daarbij ook beloofd heeft:
eerstelijk, dat zijn lichaam zo zekerlijk voor mij aan het kruis geofferd en gebroken en zijn bloed voor mij vergoten is, als ik met de ogen zie, dat het brood des Heeren mij gebroken en de drinkbeker mij medegedeeld wordt;
en ten andere, dat Hijzelf mijn ziel met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed zo zekerlijk tot het eeuwige leven spijst en laaft, als ik het brood en den drinkbeker des Heeren (als zekere waartekenen deslichaams en bloeds van Christus) uit des dienaars hand ontvang en met den mond geniet.
Vr. 76: Wat is dat te zeggen, het gekruisigde lichaam van Christus eten en zijn vergoten bloed drinken?
Antw: Het is niet alleen met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen, maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest, die èn in Christus èn in ons woont, alzo met zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden, dat wij, al is het, dat Christus in den hemel is en wij op aarde zijn, nochtans vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn, en dat wij door één Geest (gelijk de leden van een lichaam door één ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden.
Vr. 77: Waar heeft Christus beloofd, dat Hij de gelovigen zo zekerlijk alzo met zijn lichaam en bloed wil spijzen en laven, als zij van dit gebroken brood eten en van dezen drinkbeker drinken?
Antw: In de inzetting des Avondmaals, welke alzo luidt: De Heere Jezus, in den nacht, in welken Hij verraden werd, nam het brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet; dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des Avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het nieuwe Testament in mijn bloed; doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt; 1 Kor. 11 : 23 26.
Deze toezegging wordt ook herhaald door den Heiligen Paulus, waar hij spreekt: De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet des lichaams van Christus? Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn, 1 Kor. 10: 16, 27.
1. Hoe ben ik zeker van Gods belofte? (vr 75)
2. Wat betekent eten en drinken? (vr 76)
3. Waar staat het dat we Avondmaal moeten houden? (vr 77)
Psalm 25:3 en 7
Psalm 138:1 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 32:1 en 3
Psalm 119:84
17 Dit nu, hetgeen ik u aanzegge, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar tot erger samenkomt.
18 Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele;
19 Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u.
20 Als gij dan bijeen samenkomt, dat is niet des Heeren avondmaal eten.
21 Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de andere is dronken.
22 Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de Gemeente Gods, en beschaamt gij degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet.
23 Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam;
24 En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.
25 Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
26 Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt.
27 Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren.
28 Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker.
29 Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
30 Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.
31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden.
32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden.
33 Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander.
34 Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn.