18-10-2015

Datum:
18/10/2015
Predikant:
ds. J. Lohuis
Thema:
Simei vloekt David
Tekst:
2 Samuel 16:11-12

Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel: hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd. Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien: en de HEERE zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage.

Punten:

1. De aanleiding tot die vloek
2. Het buigen onder die vloek
3. De krachteloosheid van die vloek

Zingen:

Psalm 6:1 en 2
Psalm 29:2 (na de wet)
Psalm 130:2 en 3
Psalm 42:7
Psalm 43:5

Schriftlezing:

5 Als nu de koning David tot aan Bah
6 En hij wierp David met stenen, mitsgaders alle knechten van den koning David, hoewel al het volk en al de helden aan zijn rechter en aan zijn linkerhand waren.
7 Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man!
8 De HEERE heeft op u doen wederkomen al het bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij geregeerd hebt: nu heeft de HEERE het koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon: zie nu, gij zijt in uw ongeluk, omdat gij een man des bloeds zijt.
9 Toen zeide Abisai, de zoon van Zeruja, tot den koning: Waarom zou deze dode hond mijn heer den koning vloeken? Laat mij toch overgaan en zijn kop wegnemen.
10 Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken: want de HEERE toch heeft tot hem gezegd: Vloek David: wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan?
11 Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel: hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd.
12 Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien: en de HEERE zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage.
13 Alzo ging David met zijn lieden op den weg: en Simei ging al voort langs de zijde des bergs tegen hem over, en vloekte, en wierp met stenen van tegenover hem, en stoof met stof.
14 En de koning kwam in, en al het volk, dat met hem was, moede zijnde: en hij verkwikte zich aldaar.

Naar overzicht