13-09-2015

Datum:
13/09/2015
Predikant:
ds. J. Lohuis
Bijzonderheden:
Bediening Heilig Avondmaal
Tekst:
1 Samuel 17:40b

alzo naderde hij tot den Filistijn.

Punten:

1. David de kampioen voorgesteld
2. David gaat als herdersjongen
3. David schoon van aanzien

Zingen:

Psalm 59:5
Psalm 25:6 (na de wet)
Psalm 3:2 en 4
Psalm 45:1
Psalm 43:3 en 4
Psalm 118:4
Psalm 76:2

Schriftlezing:

31 Toen die woorden gehoord werden, die David gesproken had, en in de tegenwoordigheid van Saul verkondigd werden, zo liet hij hem halen.
32 En David zeide tot Saul: Aan geen mens ontvalle het hart, om zijnentwil. Uw knecht zal heengaan en hij zal met dezen Filistijn strijden.
33 Maar Saul zeide tot David: Gij zult niet kunnen heengaan tot dezen Filistijn, om met hem te strijden: want gij zijt een jongeling, en hij is een krijgsman van zijn jeugd af.
34 Toen zeide David tot Saul: Uw knecht weidde de schapen zijns vaders, en er kwam een leeuw en een beer, en nam een schaap van de kudde weg.
35 En ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn mond: toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard, en sloeg hem, en doodde hem.
36 Uw knecht heeft zo den leeuw als den beer geslagen: alzo zal deze onbesneden Filistijn zijn, gelijk een van die, omdat hij de slagorden van den levenden God gehoond heeft.
37 Verder zeide David: De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn. Toen zeide Saul tot David: Ga heen, en de HEERE zij met u!
38 En Saul kleedde David met zijn klederen, en zette een koperen helm op zijn hoofd, en kleedde hem met een pantsier.
39 En David gordde zijn zwaard aan over zijn klederen, en wilde gaan: want hij had het nooit verzocht. Toen zeide David tot Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht: en David legde ze van zich.
40 En hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde stenen uit de beek, en legde ze in de herderstas, die hij had, te weten in den zak, en zijn slinger was in zijn hand: alzo naderde hij tot den Filistijn.
41 De Filistijn ging ook heen, gaande en naderende tot David, en zijn schilddrager ging voor zijn aangezicht.
42 Toen de Filistijn opzag, en David zag, zo verachtte hij hem: want hij was een jongeling, roodachtig, mitsgaders schoon van aanzien.

Naar overzicht