26-06-2015
Weet, dat de HEERE is God: Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
1. Gods lofoffer
2. Gods soevereiniteit
3. Gods weldaden
Psalm 48:4 en 5
Psalm 100:1, 2, 3 en 4
Psalm 116:7 en 10
Psalm 134:2 en 3
Psalm 79:7
Leviticus 7:11-15 & 28-34
11 Dit is nu de wet des dankoffers, dat men den HEERE offeren zal.
12 Indien hij dat tot een lofoffer offert, zo zal hij, nevens het lofoffer, ongezuurde koeken met olie gemengd, en ongezuurde vladen met olie bestreken, offeren: en zullen die koeken met olie gemengd van geroost meelbloem zijn.
13 Benevens de koeken zal hij tot zijn offerande gedesemd brood offeren, met het lofoffer zijns dankoffers.
14 En een daarvan uit de ganse offerande zal hij den HEERE ten hefoffer offeren: het zal voor den priester zijn, die het bloed des dankoffers sprengt.
15 Maar het vlees van het lofoffer zijns dankoffers zal op den dag van deszelfs offerande gegeten worden: daarvan zal men niet tot den morgen overlaten.
28 Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
29 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wie zijn dankoffer den HEERE offert, zal zijn offerande van zijn dankoffer den HEERE toebrengen.
30 Zijn handen zullen de vuurofferen des HEEREN brengen: het vet aan de borst zal hij met die borst brengen, om die tot een beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen.
31 En de priester zal dat vet op het altaar aansteken: doch de borst zal voor Aaron en zijn zonen zijn.
32 Gij zult ook den rechterschouder tot een hefoffer den priester geven, uit uw dankofferen.
33 Wie uit de zonen van Aaron het bloed des dankoffers en het vet offert, dien zal de rechterschouder ten dele zijn.
34 Want de beweegborst en den hefschouder heb Ik van de kinderen Israels uit hun dankofferen genomen, en heb dezelve aan Aaron, den priester, en aan zijn zonen, tot een eeuwige inzetting gegeven, van de kinderen Israels.
Psalm 100
1 Een lofzang. Gij ganse aarde! juicht den HEERE.
2 Dient den HEERE met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
3 Weet, dat de HEERE is God: Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
4 Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang: looft Hem, prijst Zijn Naam.
5 Want de HEERE is goed: Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.