05-04-2015
En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld wasHij is opgestaan
1. Christus is opgestaan
2. De steen was afgewenteld
3. De vrouwen zagen het
Psalm 21:4 en 5
Psalm 8:4 (na de wet)
Psalm 68:7 en 11
Psalm 3:4
Psalm 118:8
Markus 16:1-11
1 En als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden.
2 En zeer vroeg op den eersten dag der week, kwamen zij tot het graf, als de zon opging:
3 En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?
4 (En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot.
5 En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechterzijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd.
6 Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd: gij zoekt Jezus den Nazarener, Die gekruist was: Hij is opgestaan: Hij is hier niet: ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden.
7 Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea: aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft.
8 En zij, haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf, en beving en ontzetting had haar bevangen: en zij zeiden niemand iets: want zij waren bevreesd.
9 En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had.
10 Deze, heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden.
11 En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet.
1 Johannes 1:1-4
1 Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens:
2 (Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.)
3 Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus.
4 En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij.