01-06-2014

Datum:
01/06/2014
Predikant:
ds. J. Lohuis
Tekst:
DL Hoofdstuk 3 & 4 par 13-15

13 De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen: ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.14 Zo is dan het geloof een gave Gods: niet omdat het aan den vrijen wil des mensen van God wordt aangeboden, maar omdat het den mens metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort: ook niet daarom dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van den vrijen wil des mensen verwachten: maar omdat Hij, Die daar werkt het willen en het werken, ja, alles werkt in allen, in den mens teweegbrengt beide, den wil om te geloven en het geloof zelf.15 Deze genade is God aan niemand schuldig: want wat zou Hij schuldig zijn dengene die Hem niets eerst geven kan, opdat het hem vergolden worde? Ja, wat zou God dien schuldig zijn die van zichzelven niet anders heeft dan zonde en leugen? Diegene dan die deze genade ontvangt, die is Gode alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid schuldig, en dankt Hem ook daarvoor: diegene die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen gans niet en behaagt zichzelven in het zijne: of, zorgeloos zijnde, roemt hij ijdellijk dat hij heeft hetgeen hij niet heeft. Voorts, van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken: want het binnenste des harten is ons onbekend. En wat aangaat anderen, die nog niet geroepen zijn, voor dezulken moet men God bidden, Die de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren: en wij moeten ons geenszins tegenover hen verhovaardigen, alsof wij onszelven uitgezonderd hadden.

Punten:

1. Wij hebben Hem lief (art 13)
2. Wij kregen die liefde van Hem (art 14)
3. Omdat Hij ons eerst heeft liefgehad (art 15)

Zingen:

Psalm 43:3 en 4
Psalm 136:25 en 26 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 116:1, 4, 7 en 9
Psalm 51:2
Psalm 105:24

Schriftlezing:

Johannes 21:15-17
15 Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijn lammeren.
16 Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijn schapen.
17 Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid Mijn schapen.
1 Johannes 4:7-19
7 Geliefden! Laat ons elkander liefhebben, want de liefde is uit God: en een iegelijk, die liefheeft, is uit God geboren, en kent God:
8 Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend: want God is liefde.
9 Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.
10 Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden.
11 Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben.
12 Niemand heeft ooit God aanschouwd: indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt.
13 Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.
14 En wij hebben het aanschouwd, en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld.
15 Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
16 En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft. God is liefde: en die in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem.
17 Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld.
18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten: want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.
19 Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.

Naar overzicht