26-01-2014
De mens is van den beginne naar het beeld Gods geschapen, versierd in zijn verstand met ware en zalige kennis van zijn Schepper en van andere geestelijke dingen: in zijn wil en hart met gerechtigheid: in al zijn genegenheid met zuiverheid: en is overzulks geheel heilig geweest. Maar door het ingeven des duivels en zijn vrijen wil van God afwijkende, heeft hij zichzelven van deze uitnemende gaven beroofd, en heeft daarentegen in de plaats van die over zich gehaald blindheid, schrikkelijke duisternis, ijdelheid en verkeerdheid des oordeels in zijn verstand: boosheid, wederspannigheid en hardigheid in zijn wil en hart: mitsgaders ook onzuiverheid in al zijn genegenheden.Zodanig als nu de mens geweest is na den val, zodanige kinderen heeft hij ook voortgebracht, namelijk hij, verdorven zijnde, verdorvene: alzo dat de verdorvenheid, naar Gods rechtvaardig oordeel, van Adam op al zijn nakomelingen (uitgenomen alleen Christus) gekomen is, niet door navolging, gelijk eertijds de pelagianen gedreven hebben, maar door voortplanting der verdorven natuur.
1. Genade in het geding
2. Ons kind een spiegel
3. God treft geen blaam
4. Zonde is schuld
Psalm 22:5 en 16
Psalm 105:5
Psalm 134:3
Psalm 139:7, 8 en 9
Psalm 130:2
Psalm 4:3
Genesis 1:26-31
26 En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis: en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
27 En God schiep den mens naar Zijn beeld: naar het beeld van God schiep Hij hem: man en vrouw schiep Hij ze.
28 En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
29 En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze!
30 Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo.
31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
Genesis 2:1-33
1 Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir.
2 Als nu God op den zevenden dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
3 En God heeft den zevenden dag gezegend, en dien geheiligd: omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken.