01-01-2013
Een lied Hammaal
1. Een reislied
2. Een verheven lied
3. Een gemeenschappelijk lied
4. Een bedelaarslied
Psalm 34:3 en 9
Psalm 73:1 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 123:1 en 2
Psalm 27:5
Psalm 121:1
Lukas 18:1-8
1 En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet, en niet vertragen:
2 Zeggende: Er was een zeker rechter in een stad, die God niet vreesde, en geen mens ontzag.
3 En er was een zekere weduwe in dezelfde stad, en zij kwam tot hem, zeggende: Doe mij recht tegen mijn wederpartij.
4 En hij wilde voor een langen tijd niet: maar daarna zeide hij bij zichzelven: Hoewel ik God niet vreze, en geen mens ontzie:
5 Nochtans, omdat deze weduwe mij moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome, en mij het hoofd breke.
6 En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt.
7 Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen?
8 Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk recht doen zal. Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?
Psalm 123
1 Een lied Hammaal
2 Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren: gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw: alzo zijn onze ogen op den HEERE, onzen God, totdat Hij ons genadig zij.
3 Zijt ons genadig, o HEERE! Zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.
4 Onze ziel is veel te zat des spots der weelderigen, der verachting der hovaardigen.