30-10-2011

Datum:
30/10/2011
Predikant:
ds. J. Lohuis
Tekst:
NGB Artikel 6 en 7

Wij onderscheiden deze heilige boeken van de apocriefe, namelijk het derde en vierde boek van Ezra, het boek Tobias, Judit, het boek Wijsheid, Jezus Sirach, Baruch, de Toevoegingen aan het boek Ester, het Gebed van de drie mannen in het vuur, de Geschiedenis van Susanna, van Bel en de draak, het Gebed van Manasse en de twee boeken van de Makkabeeen. De kerk mag deze boeken wel lezen en ervan leren, voor zover zij overeenstemmen met de canonieke boeken. Zij hebben echter niet zo’n kracht en gezag, dat men door het getuigenis van deze boeken enig punt van het geloof of van de christelijke godsdienst zou kunnen bevestigen: laat staan dat zij het gezag van de andere, de heilige boeken, zouden kunnen verminderen.Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil van God volkomen bevat en voldoende leert al wat de mens moet geloven om behouden te worden. Daarin heeft God uitvoerig beschreven op welke wijze wij Hem moeten dienen. Daarom is het de mensen, zelfs al waren het apostelen, niet geoorloofd anders te leren dan ons reeds geleerd is door de Heilige Schrift: zelfs niet een engel uit de hemel, zoals de apostel Paulus zegt in Galaten 1:8. Het is verboden aan het Woord van God iets toe te voegen of daarvan af te doen (Deut 12:32) Daaruit blijkt duidelijk dat wat daarin geleerd wordt, volmaakt en in alle opzichten volledig is.Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op een lijn stellen met de goddelijke Schriften, ook de gewoonte niet met Gods waarheid – want de waarheid gaat boven alles -: evenmin het grote aantal, de ouderdom, de ononderbroken voortgang in de tijden of de opvolging van personen, of de concilies, decreten of besluiten. Want alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf. Daarom verwerpen wij uit de grond van ons hart alles wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt. Zo hebben de apostelen het ons geleerd: Beproeft de geesten of zij uit God zijn (1Jo 4:1) En: Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis (2Jo 1:10)

Punten:

1. De onderstreping van de Heilige Schrift
2. De volkomenheid van de Heilige Schrift
3. De verhevenheid van de Heilige Schrift

Zingen:

Psalm 119:69 en 70
Psalm 145:7 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 45:2 en 3
Psalm 119:84
Psalm 1:1

Schriftlezing:

1 De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid gekend hebben:
2 Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid:
3 Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.
4 Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik van uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader.
5 En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben.
6 En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne gehoord hebt, dat gij in hetzelve zoudt wandelen.
7 Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist.
8 Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.
9 Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet: die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon.
10 Indien iemand tot ulieden komt, en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet.
11 Want die tot hem zegt: Zijt gegroet, die heeft gemeenschap aan zijn boze werken.
12 Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt: maar ik hoop tot ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn.
13 U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.

Naar overzicht