09-10-2011
Wij onderscheiden in de Heilige Schrift twee delen: het Oude en het Nieuwe Testament. Dit zijn canonieke boeken, waartegen niets valt in te brengen. Hiertoe worden in Gods kerk gerekend: de boeken van het Oude Testament: de vijf boeken van Mozes, namelijk Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium: Jozua, Richteren, Ruth, 1 en 2 Samuel, 1 en 2 Koningen, 1 en 2 Kronieken, Ezra, Nehemia, Ester, Job, de Psalmen van David, de drie boeken van Salomo, namelijk Spreuken, Prediker en Hooglied: de vier grote profeten: Jesaja, Jeremia (met de Klaagliederen), Ezechiel en Daniel: vervolgens de twaalf kleine profeten: Hosea, Joel, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggai, Zacharia en Maleachi.De boeken van het Nieuwe Testament: de vier evangelisten Matteus, Marcus, Lukas en Johannes: de Handelingen der Apostelen: de dertien brieven van de apostel Paulus, namelijk aan de Romeinen, twee aan de Korintiers, aan de Galaten, aan de Efeziers, aan de Filippenzen, aan de Kolossenzen, twee aan de Tessalonicenzen, twee aan Timoteus, aan Titus, aan Filemon: de brief aan de Hebreeen: de zeven overige brieven, namelijk de brief van Jakobus, twee brieven van Petrus, drie van Johannes, de brief van Judas: de Openbaring van de apostel Johannes.
1. Een overeenstemmende openbaring
2. Een beleden openbaring
3. Een voortgaande openbaring
4. Een gesloten openbaring
Psalm 1:1 en 2
Psalm 145:5 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 98:2 en 4
Psalm 119:65
Psalm 56:5
6 En hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig: en de Heere, de God der heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden, om Zijn dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.
7 Ziet, Ik kom haastelijk: zalig is hij, die de woorden der profetie dezes boeks bewaart.
8 En ik, Johannes, ben degene, die deze dingen gezien en gehoord heb. En toen ik ze gehoord en gezien had, viel ik neder om aan te bidden voor de voeten des engels, die mij deze dingen toonde.
9 En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet doet: want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen, die de woorden dezes boeks bewaren: aanbid God.
10 En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden der profetie dezes boeks niet: want de tijd is nabij.
11 Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe: en die vuil is, dat hij nog vuil worde: en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde: en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde.
12 En zie, Ik kom haastelijk: en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn.
13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde: de Eerste en de Laatste.
14 Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
15 Maar buiten zullen zijn de honden, en de tovenaars, en de hoereerders, en de doodslagers, en de afgodendienaars, en een iegelijk, die de leugen liefheeft, en doet.
16 Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.
17 En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome: en die wil, neme het water des levens om niet.
18 Want ik betuig aan een iegelijk, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.
19 En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
20 Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastelijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!
21 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.