12-08-2012
Het is gescherpt, opdat het een slachting slachte: het is geveegd, opdat het een glinster hebbe: of wij dan zullen vrolijk zijn? Het is de roede Mijns Zoons, die alle hout versmaadt.Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen: ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik dat geven zal.
Psalm 149:3 en 4
Psalm 119:69 (na de wet)
Psalm 45:2 en 3
Psalm 130:2 en 3
Psalm 45:1
Ezechiel 20:45-49
45 Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
46 Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden: en profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden.
47 En zeg tot het zuiderwoud: Hoor des HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal een vuur in u aansteken, hetwelk in u allen groenen boom en allen dorren boom verteren zal: de vlammende vlam zal niet uitgeblust worden, maar daardoor zullen verbrand worden alle aangezichten van het zuiden tot het noorden toe.
48 En alle vlees zal zien, dat Ik, de HEERE, dat aangestoken heb: het zal niet uitgeblust worden.
49 En ik zeide: Ach, Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter van gelijkenissen?
Ezechiel 21:1-13 en 26-27
1 En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2 Mensenkind! Zet uw aangezicht tegen Jeruzalem, en drup tegen de heiligdommen, en profeteer tegen het land van Israel:
3 En zeg tot het land van Israel: Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik wil aan u, en Ik zal Mijn zwaard uit zijn schede trekken: en Ik zal van u uitroeien den rechtvaardige en den goddeloze.
4 Omdat Ik dan van u uitroeien zal den rechtvaardige en den goddeloze, daarom zal Mijn zwaard uit zijn schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden tot het noorden.
5 En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE, Mijn zwaard uit zijn schede getrokken heb: het zal niet meer wederkeren.
6 Maar gij, mensenkind, zucht: zucht voor hun ogen met verbreking der lenden en met bitterheid.
7 En het zal geschieden, als zij tot u zeggen zullen: Waarom zucht gij, dat gij zeggen zult: Om het gerucht, want het komt! En alle hart zal versmelten, en alle handen zullen verslappen, en alle geest zal inkrimpen, en alle knieen als water henenvlieten: ziet, het komt, en het zal geschieden, spreekt de Heere HEERE.
8 Wederom geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
9 Mensenkind, profeteer en zeg: Alzo zegt de HEERE: Zeg: Het zwaard, het zwaard is gescherpt, en ook geveegd.
10 Het is gescherpt, opdat het een slachting slachte: het is geveegd, opdat het een glinster hebbe: of wij dan zullen vrolijk zijn? Het is de roede Mijns Zoons, die alle hout versmaadt.
11 En Hij heeft hetzelve te vegen gegeven, opdat men het met de hand handelen zou: dat zwaard is gescherpt, en dat is geveegd, om hetzelve in de hand des doodslagers te geven.
12 Schreeuw en huil, o mensenkind, want hetzelve zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen al de vorsten van Israel: verschrikkingen zullen vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn: daarom klop op de heup.
13 Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende roede zijn, spreekt de Heere HEERE.
26 Alzo zegt de Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen: Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is.
27 Ik zal die kroon omgekeerd, omgekeerd, omgekeerd stellen: ja, zij zal niet zijn, totdat hij kome, die daartoe recht heeft, en dien Ik dat geven zal.
Lukas 23:26-31
26 En als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg.
27 En een grote menigte van volk en van vrouwen volgde Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden.
28 En Jezus, Zich tot haar kerende zeide: Gij dochters van Jeruzalem! Weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen.
29 Want ziet, er komen dagen, in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtbaren, en de buiken, die niet gebaard hebben, en de borsten, die niet gezoogd hebben.
30 Alsdan zullen zij beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons: en tot de heuvelen: Bedekt ons.
31 Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden?