10-06-2012
Wij geloven dat Jezus Christus een eeuwige Hogepriester is, met ede (Hebr. 7:21), naar de ordening van Melchizedek, en Zichzelven in onzen naam voor Zijn Vader gesteld heeft, om Zijn toorn te stillen met volle genoegdoening, Zichzelven opofferende aan het hout des kruises, en vergietende Zijn dierbaar bloed tot reiniging onzer zonden, gelijk de profeten hadden voorzegd. Want er is geschreven dat de straf die ons den vrede aanbrengt, op den Zone Gods was, en dat door Zijn striemen ons genezing is geworden: Hij ter slachting geleid is als een lam: met de misdadigers gerekend (Jes. 53:5): en als een kwaaddoener veroordeeld door Pontius Pilatus, hoewel hij Hem onschuldig verklaard had. Zo heeft Hij dan wedergegeven, wat Hij niet geroofd had (Ps. 69:5), en heeft geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen (1Petr. 3:18): en dat zowel in Zijn lichaam als in Zijn ziel, gevoelende de schrikkelijke straf, die onze zonden verdiend hadden, zodat Zijn zweet werd gelijk droppelen bloeds, op de aarde aflopende (Luc. 22:44). Hij heeft geroepen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matth. 27:46) en heeft zulks alles geleden tot vergeving onzer zonden. Daarom zeggen wij wel terecht met Paulus, dat wij niet anders weten dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd (1 Kor. 2:2): wij achten alle dingen voor drek, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus onzen Heere (Filp. 3:8): wij vinden allerlei vertroosting in Zijn wonden, en hebben niet van node enig ander middel te zoeken of uit te denken om ons met God te verzoenen, dan alleen deze enige offerande, eenmaal geschied, door welke de gelovigen in eeuwigheid volmaakt worden (Hebr. 10:14). Dit is ook de oorzaak, waarom Hij door den engel Gods genaamd is Jezus, dat is Zaligmaker, overmits Hij Zijn volk zou zalig maken van hun zonden (Matth. 1:21).
1. De enige Hogepriester
2. De enige Plaatsvervanger
3. De enige Naam
Psalm 42:1
Psalm 119:31 (na de wet)
Psalm 42:4 en 5
Psalm 72:11
Psalm 43:3 en 4
Psalm 62:5
Psalm 79:7
11 Indien dan nu de volkomenheid door het Levietische priesterschap ware (want onder hetzelve heeft het volk de wet ontvangen), wat nood was het nog, dat een ander priester naar de ordening van Melchizedek zou opstaan, en die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening van Aaron?
12 Want het priesterschap veranderd zijnde, zo geschiedt er ook noodzakelijk verandering der wet.
13 Want Hij, op Wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een anderen stam, van welken niemand zich tot het altaar begeven heeft.
14 Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is, op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.
15 En dit is nog veel meer openbaar, zo er naar de gelijkenis van Melchizedek een ander priester opstaat:
16 Die dit niet naar de wet des vleselijken gebods is geworden, maar naar de kracht des onvergankelijken levens.
17 Want Hij getuigt: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.
18 Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil:
19 Want de wet heeft geen ding volmaakt, maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.
20 En voor zoveel het niet zonder eedzwering is geschied, (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden:
21 Maar Deze met eedzwering, door Dien, Die tot Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek),
22 Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden.
23 En genen zijn wel vele priesters geworden, omdat zijn door den dood verhinderd werden altijd te blijven:
24 Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap:
25 Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden.
26 Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden:
27 Dien het niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op te offeren, daarna, voor de zonden des volks: want dat heeft Hij eenmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft.
28 Want de wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben: maar het woord der eedzwering, die na de wet is gevolgd, stelt den Zoon, Die in der eeuwigheid geheiligd is.