08-02-2006
Hoe schoon zijn uw gangen in de schoenen, gij prinsendochter! de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke ketens, zijnde het werk van de handen eens kunstenaars. Uw navel is als een ronde beker, dien geen drank ontbreekt: uw buik is als een hoop tarwe, rondom bezet met lelien. Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een ree. Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon, bij de poort van Bath rabbim: uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet. Uw hoofd op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper: de koning is als gebonden op de galerijen. Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten!
Psalm 139:2 en 3
Psalm 26:12 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 45:6 en 7
Psalm 145:5
1 Koningen 7:1-6
1 Maar aan zijn huis bouwde Salomo dertien jaren, en hij volmaakte zijn ganse huis.
2 Hij bouwde ook het huis des wouds van Libanon, van honderd ellen in zijn lengte, en vijftig ellen in zijn breedte, en dertig ellen in zijn hoogte, op vier rijen van cederen pilaren, en cederen balken op de pilaren.
3 En het was bedekt met ceder van boven op de ribben, die op vijf en veertig pilaren waren, vijftien in een rij.
4 Er waren drie rijen van uitzichten, dat het ene venster was over het andere venster, in drie orden.
5 Ook waren al de deuren en de posten vierkantig van enerlei uitzicht: en venster was tegenover venster, in drie orden.
6 Daarna maakte hij een voorhuis van pilaren: vijftig ellen was zijn lengte, en dertig ellen zijn breedte: en het voorhuis was tegenover die, en de pilaren met de dikke balken tegenover dezelve.
Hooglied 7:1-6
1 Hoe schoon zijn uw gangen in de schoenen, gij prinsendochter! de omdraaiingen uwer heupen zijn als kostelijke ketens, zijnde het werk van de handen eens kunstenaars.
2 Uw navel is als een ronde beker, dien geen drank ontbreekt: uw buik is als een hoop tarwe, rondom bezet met lelien.
3 Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een ree.
4 Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon, bij de poort van Bath rabbim: uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet.
5 Uw hoofd op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper: de koning is als gebonden op de galerijen.
6 Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten!