2000-01-23
Man en vrouw in bijbels licht
Datum
zondag 23 januari 2000
Predikant
ds. J. Belder
Tekst
Genesis 1 : 27 en 28a
-
TekstEn God schiep den mens naar Zijn beeld: naar het beeld van God schiep Hij hem: man en vrouw schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde
-
ZingenPsalm 8:5 en 6
Psalm 119:37 (na de geloofsbelijdenis)
Psalm 95:1, 2 en 3
Psalm 136:4
Psalm 113:4 -
Punten1. Een werk van God
2. Een twee-eehneid
3. Met gave en opgave -
SchriftlezingGenesis 1:26-31
26 En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis: en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
27 En God schiep den mens naar Zijn beeld: naar het beeld van God schiep Hij hem: man en vrouw schiep Hij ze.
28 En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
29 En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is: het zij u tot spijze!
30 Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo.
31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
Genesis 2:18-25
18 Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij: Ik zal hem een hulpe maken, die als tegen hem over zij.
19 Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou: en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.
20 Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds: maar voor den mens vond hij geen hulpe, die als tegen hem over ware.
21 Toen deed de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep: en Hij nam een van zijn ribben, en sloot derzelver plaats toe met vlees.
22 En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.
23 Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is.
24 Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven: en zij zullen tot een vlees zijn.
25 En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw: en zij schaamden zich niet.
- U bevindt zich hier:
- Start
- Prekenarchief
- 2000-01-23